Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Jeftha [10]vergaderde alle mannen van Gilead, en streed met Efraim; en de mannen van Gilead sloegen Efraim, [11]want de Gileadieten, zijnde tussen Efraim [en] tussen Manasse, [12]zeiden: Gijlieden zijt [13]vluchtelingen van Efraim. 10. Ziende dat Efraim hardnekkig bleef en hem wilde overvallen. 11. In het Hebreeuws zijn de woorden aldus overgezet: Want zij zeiden: Gijlieden zijt vluchtenden van Efraim: [namelijk] de Gileadieten, in het midden van Efraim, in het midden van Manasse; dat is, die aan de veren der Jordaan woonden, in het midden tussen Efraim en Manasse; vs.4 wordt in het volgende verklaard. Anders, gij, Gileadieten, zijt vluchtenden van Efraim, onder de Efraimieten en onder de Manassieten. Alsof die van Efraim alzo smadelijk en verachtelijk van de Gileadieten gesproken hadden, of gewoon waren te spreken; en zulks de oorzaak was van dezen krijg en van hun nederlaag; waarover de verstandige lezer mag oordelen. 12. Versta, tot de Efraimieten, die zij uit hun spraak kenden, toen zij, nadat Efraim overwonnen en op de vlucht geslagen was, over de Jordaan naar hun land meenden te ontkomen. 13. Hebreeuws eigenlijk, ontkomenen, ontlopenen.